Relativi(tijd)
Geplaatst 15 februari 2013
Tijd kan ook in het schaakspel een grote – zo niet beslissende - rol spelen. Maar soms is deze rol minimaal en is de beschikbare tijd niet meer dan een relatief begrip. Het is in ieder geval de kunst om de eigen bedenktijd zo optimaal mogelijk te gebruiken en daar waar mogelijk ook na te denken in de tijd van de tegenstander.
 
Binnen de interne competitie van schaakvereniging Denk en Zet wordt er gespeeld volgens het zogenaamde Fischer-tempo: elke speler krijgt een uur (basis)bedenktijd, welke wordt uitgebreid met 30 seconden per gedane zet. Voorafgaand aan een wedstrijd wordt dit tempo handmatig op de schaakklok ingesteld en elke week is het maar weer de vraag of dat altijd goed gaat.
 
Zo ook in de partij tussen Hans Smits en Petra Brandwijk. In het begin van de partij waren beiden vooral druk in de weer met het in de gaten houden van de klok. Achteraf bezien allemaal onnodig. Enerzijds omdat de klok correct was ingesteld en anderzijds omdat in een stelling met tegenovergestelde rokades Brandwijk op avontuur ging met haar paard en daarbij overzag dat Smits met zijn dame op a7 kon inslaan, waarna mat op a8 onontkoombaar was.
 
De tijd speelde ook in de partij tussen Wilco Lindhout en Andries de Meyer een relatief ondergeschikte rol. In een gesloten Siciliaan wist de Meyer via een pionvork een licht stuk te winnen, waarna pionwinst en de dreiging van een promoverende vrijpion Lindhout te veel werden.
 
Dat Guido van de Breevaart met meer tijd eindigde dan hij begon bleek achteraf ook maar een relatief onbelangrijke constatering. In een Siciliaanse partij tegen Sebastiaan Koedoot won laatstgenoemde al snel de pion op e4. Nadat Koedoot op een eenvoudige manier nog een extra pion won en het witte loperpaar kon elimineren, waren de overige 40 zetten een formaliteit.
 
In de partij tussen Marcel van den Berge en Raymond Leemreijze werd duidelijk hoe relatief snel het spel kan omslaan. In een gelijkstaande stelling gaf Leemreijze schaak met zijn dame, welke van den Berge met tempowinst kon opheffen. Dankzij deze tempowinst kon wit de a-lijn openen en met een toren binnenvallen en een schijnoffer van een centrumpion plaatsen. Dit schijnoffer leverde minimaal een loper op. Leemreijze speelde het anders, waardoor van den Berge een volle toren en de zege kon opeisen.
 
Dat de tijd niet alleen maar een relatieve rol speelde, bleek in de twee nog laatst overgebleven partijen. Peter van de Breevaart had al snel een voorsprong op Johnny van den Berge. Een voorsprong in (zeeën van) tijd welteverstaan. In een gedrongen stelling, waarin van de Breevaart het bord domineerde met zijn lopers offerde van de Berge een pion om zijn paard weer in spel te krijgen. De zwarte stelling kwam hierdoor helemaal los, maar in tijdnood maakte van de Berge de foute keuzes. Door deze zege blijft van de Breevaart in het spoor van koploper Koedoot.
 
De langste partij werd gespeeld tussen Corné Niemantsverdriet en Bart Hertog. In een interessante stelling met de torens en dames nog op het bord had Hertog een loper meer, in ruil voor de twee (vrij)pionnen extra van Niemantsverdriet. Beide spelers vonden in wederzijdse tijdnood niet altijd de juiste voortzetting. Hertog maakte echter de beslissende fout door te lang in gedachten te blijven, waarna de klok onverbiddelijk is en de tijd in deze partij de definitieve scherprechter was.
 
De komende maanden zal blijken hoe de interne competitie verder verloopt. Ook hiervoor geldt het cliché dat de tijd alles zal leren.