Het kan verkeren
Geplaatst 30 januari 2015
Het schaakspel is als het weer. Het kan vriezen en het kan dooien. Op het ene moment regent het hard, waar op het andere moment de zon doorkomt en soms dan weer plotseling gevolgd door een donderslag bij heldere hemel.
Zo ging het in ieder geval wel in de partij tussen Ibrahim Bajramovic en Sebastiaan Koedoot. Bajramovic scoort de laatste twee seizoenen goed tegen Koedoot en ook nu leek laatstgenoemde snel van de regen in de drup te komen toen hij de opening veel te passief speelde en een uitnodigende gatenkaas voor de witte paarden creëerde. Toen de regenbui aan het veranderen was in een moesson wist Koedoot zijn paraplu goed te gebruiken om droog te blijven door het afdwingen van dameruil, waarna de intensiteit van de regen afnam. Het hield op met regenen voor de zwarte stukken op het moment dat via paard d5 Koedoot een pion won. Maar de zon brak pas echt door toen vanwege een dreigende paardvork Bajramovic moest afzien van zijn loperpaar en daardoor ook nog eens twee zwarte vrijpionnen op c4 en d4 moest dulden. Koedoot dacht al lekker in het zonnetje te kunnen gaan zitten door op een makkelijke manier de lichte stukken af te wisselen. Toen kwam de spreekwoordelijke donderslag bij heldere hemel, omdat de afruil in eerste instantie Bajramovic een pion en een kwaliteit opleverde. Overvallen door de plotseling weer opkomende storm (van -2 naar +2 evaluatie met één zet) kon Koedoot dit keer zijn paraplu niet vinden en deze blootstelling aan de natuurlijke elementen kostte hem nog een pion (waarvoor de kwaliteit wel weer terug kwam). Per saldo stond Bajramovic een pion voor en waren de twee ooit machtige zwarte vrijpionnen verdwenen als sneeuw voor de zon. Hoogstwaarschijnlijk een gewonnen eindspel voor wit, maar Bajramovic ging akkoord met een puntendeling: je weet nooit wanneer het weer weer kan omslaan!
Het kan verkeren. Zo ook voor Joost van Eenennaam die met de zwarte stukken tegen de acht plaatsen lager staande Raymond Leemreijze aantrad. In de hiervoor beschreven partij blijkt al dat (acht plaatsen op) de ranglijst maar een statistiek is. Beide heren maakten er een figuurlijke uitputtingsslag van door de langste partij van de avond te spelen. In die tijd werden er sluwe zetten gespeeld, er werden recht-toe-recht-aan-zetten gespeeld: kortom er werd geschaakt! Geen van de heren weigerde een fout te maken of in een valletje te trappen. Uiteindelijk kwam van Eenennaam wel een pion voor, maar door de ongelijke lopers en het kiezen van de juiste posities voor de witte koning, loper en pionnen bleek de extra pion waardeloos. Er werd nog even gemijmerd over of de zeventig zetten regel van kracht zou kunnen worden, maar vermoedelijk zou het dan eerder nog remise worden door de vijf keer dezelfde stelling. Zover kwam het overigens niet, omdat van Eenennaam inzag dat de loper van Leemreijze alleen nog maar heen en weer zou gaan (ala drs. P).
In een pseudo-Rossolimo opening leek Johnny van den Berge te profiteren van overbelasting van de witte dame. Op e2 hoedde ze haar raadsheer op b5 en een nobel ros op e5 tegen dreigend kwaad. Toen van den Berge het ros op e5 eraf roste door een anderkleurig ros kon de dame van Wilco Lindhout dit paard onschadelijk maken, maar daardoor zou de loper op b5 geen beschermvrouwe meer hebben en genadeloos door de zwarte raadsheer op d7 genomen worden. De begrijpende schaker merkt dat in plaats van Dame x paard e5, het slaan van de loper op d7 door de loper op b5 ook geen soelaas biedt omdat het paard op e5 dan vrolijk een tweede stuk aan zijn hoeven rijgt op d7. De eerste optie bleek de minst kwade, omdat de dame vanaf het veld e5 kon binnenvallen op g7 (met pionwinst en dreiging op de toren van h8), waarna er gecompliceerd spel zou ontstaan. Tijdens de partij werd deze mogelijke voortzetting echter gemist (hier is het titel van dit stukje weer van toepassing), waardoor er voor een andere zet werd gekozen en het extra lichte stuk uiteindelijk (Lindhout verdedigde nog taai) de doorslag gaf.
Vader en zoon van de Breevaart zaten weer eens tegen over elkaar. Nadat er verbaal werd aangegeven door de overige schakers hoe Peter de e4 van zoon Guido zou beantwoorden (“hij speelt vast weer dat saaie e5”) daagde ook zoonlief pa uit om die zet te spelen en zo “standaard” spel te krijgen. Of het toegeven aan de druk van de massa was is niet bekend, maar de e5 kwam op het bod. Daarna werd het “standaard” spel echter snel niet meer zo standaard, doordat er twee torens geruild werden voor een dame (hoewel veel partijen binnen de familie van de Breevaart juist standaard uitmonden in niet evenwichtige stellingen). Van de Breevaart junior had de twee torens, maar desondanks stonden al zijn grote stukken op een kluitje om de tochtige koning uit de wind te houden. Zulke stellingen zijn koren op de molen voor senior en waar paardwinst dreigde, volgde mat. Tsja, het kan verkeren…