De Stappenmethode


Cor van Wijgerden
IM en uitgever van de stappenmethode

In 1987 verschenen de eerste werkbladen van de Stappenmethode (toen nog de methode Brunia/van Wijgerden). In drie jaar tijd groeiden de losse bladen uit tot een opleiding in 5 stappen gericht op lesgeven in groepen. Inmiddels zijn er voor 6 stappen handleidingen en werkboeken verschenen. De methode wordt nog steeds uitgebreid. Voor de lesgever is er een handleiding, voor de leerling een werkboek met geheugensteunen en opgaven. Elk werkboek (56 pagina's ) bevat ongeveer 10 geheugensteunen en 450-500 opgaven (wisselend vanwege de tekeningen). Elke handleiding begint met algemene aanwijzingen over allerlei uiteenlopende zaken: organisatie, lesgeven, begeleiden, helpen, motivatie e.d. De hoofdmoot in elke handleiding zijn de kant en klare lessen, ca. 15 per stap.

Uitgangspunten van de Stappenmethode
1. De leerstof:
      a.    houdt sterk rekening met de schaakontwikkeling van een kind;
      b.    bestaat uit kleine brokken (meestal 1 thema tegelijk);
      c.    is gestructureerd;
      d.    is consistent opgebouwd; de volgorde is van belang;
      e.    wordt herhaald en getoetst;
      f.    biedt veel mogelijkheden tot differentiatie;
2. De lesgever.
      a.    hoeft geen onderwijservaring te hebben (al is dat wel een enorm pluspunt!);
      b.    krijgt een kant en klare opleiding voorgeschoteld (van beginner tot een gevorderde clubschaker);
      c.    moet aan het begin een grondige studie van een stap maken;
      d.    kan daarna een les in hooguit een kwartier voorbereiden;
      e.    hoeft zelf geen leerstof te ontwikkelen;
      f.    moet zelf voldoende schaakniveau hebben (liefst enkele stappen hoger).
3. De leerling.
      a.    kan in zijn eigen tempo en op zijn niveau 'leren';
      b.    leert vooral zaken die hij direct in de praktijk kan toepassen;
      c.    leert niet alleen kennis maar ook vaardigheden;
      d.    kan kennis- en vaardigheidsniveau hand in hand laten gaan;
      e.    kan (nuttig) zelfstandig werken;
      f.    leert de stof echt beheersen doordat alles op een hoger niveau terugkomt.

Waarin verschilt de Stappenmethode van andere methodes en leerboeken?
1.    De stappenmethode begint bij het aanleren van de regels en eindigt op een redelijk clubniveau (ca. 2000 Elo - de nog ongepubliceerde versie leidt zelfs op tot FM en hoger).
2.    De moeilijkheidsgraad loopt veel langzamer op dan bij andere leerboeken.
3.    Elk thema komt veel vollediger aan bod zodat de kans op voldoende beheersing groot is en de kans dat het geleerde in de praktijk wordt toegepast redelijk is.
4.    De concentrische opbouw zorgt er voor dat alle stof herhaald wordt en opnieuw aan de orde komt op een hoger niveau.
5.    Het bespreken van de partijen van de leerlingen is (vanaf stap 2) een onlosmakelijk onderdeel van de methode.
6.    De methode is meer dan alleen instructie (handleiding) en oefenen (werkboek); partijen spelen en bespreken van partijen spelen een even grote rol.
7.    Schaaktechnisch:
      a.    Aanpak tactiek verschilt enigszins. Er wordt naast patroonherkenning gewerkt met oplos- en zoekstrategieën.
      b.    Voorbereidende zet (stap 4) is in vrijwel geen enkel boek te vinden.
      c.    Aandacht voor 'positiespel' is er al vanaf de tweede stap.
      d.    Aandacht voor openingen blijft beperkt tot algemene zaken. Er wordt geen openingstheorie behandeld. De beste plaats om de officiële theorie aan bod te laten komen is bij de partijbespreking.